tijdlijn

Voortgang aanpak  Budel-Dorplein [1990 - 1996]

 

Volgend op de sanering van de 60 tuinen in Budel-Dorplein worden tientallen open zinkaswegen rondom het dorp aangepakt. De wegen worden niet afgegraven, maar door de zinkassen te isoleren worden de risico's op verspreiding van de vervuiling tot een minimum beperkt.

 

Bij alle wegen is de eerste stap het normaliseren van de breedte, waarna door het aanbrengen van een kantopsluiting/zijafdichting het indringen van regenwater in de zinkassen wordt voorkomen. In wegen met een laagdikte van 0,25-0,35m wordt een nieuwe, experimentele techniek toegepast. De zinkassen worden ter plekke ('in situ') gemengd met schuimbitumen,  wat voor immobilisatie (vastleggen) van de zinkassen zorgt. Zo onstaat een nieuwe, verharde asfaltlaag. De meeste wegen bevatten echter een te dikke laag zinkassen voor deze techniek. In die gevallen worden de zinkassen afgedekt met twee lagen zeer dicht asfalt.

 

Om te controleren of de isolatielaag goed functioneert, worden op meerdere plaatsen opvangbakken geplaatst om de waterdoorlatendheid te meten. Bovendien worden per meetpunt twee peilbuizen in de grond geboord om het effect op de kwaliteit van het grondwater te beoordelen. Nadat herhaaldelijk blijkt dat er geen 'lekkage' vanuit de zinkaspakketten is, wordt de monitoring van dit meetsysteem gestaakt.

 

 

Zinkassen blijven problematische afvalstof

Wat te doen met de afgegraven zinkassen? Dat blijkt een van de meest taaie problemen te zijn. De zinkassen vallen in beginsel onder de afvalstoffenwetgeving en worden aanvankelijk geclassificeerd als chemisch afval. Daardoor mogen ze niet naar de gangbare regionale stortplaatsen worden afgevoerd. De gemeenten kunnen de zinkassen nergens kwijt en houden ze, omwikkeld met plasticfolie, tijdelijk apart op terreinen die niet meer in gebruik zijn, zoals gesloten stortplaatsen of werven. Zo ontstaan de zogenaamde zinkassendepots. Grondreinigende bedrijven hebben grote problemen om  zinkashoudende grond dusdanig te scheiden dat ze voldoen aan de eisen van het landelijke Service Centrum Grondreiniging (SCG).

 

Pas na 1992 opent de Regionale Afvalverwerking ZuidOost Brabant (RAZOB), in aanloop naar de sluiting en afdichting van de stortplaats Gulbergen in Nuenen, onder voorwaarden haar poorten. Maar deze openstelling is slechts van korte duur. Van verschillende kanten klinkt de roep om de inrichting van een ‘mono-deponie’, maar door beleidsmatige beperkingen en bedrijfseconomische bezwaren komt een aparte opslag- en verwerkingsfaciliteit uiteindelijk niet tot stand.

 

 

Onderzoek voortgezet maar sanering opgeschort

Na afronding van de sanering van de eerste 60 tuinen in Budel-Dorplein (fase 1A) worden in 1991 in nog eens 85 tuinen onderzocht (fase 1B). Het saneringsplan voor deze tuinen volgt logischerwijs dezelfde aanpak als die van fase 1A. De verstandhouding tussen overheden en bewoners is verbeterd, maar de fasegewijze financiering van het project maakt een vlotte voortgang in de voorbereiding lastig. Op landelijk niveau bepalen de hoge kosten meer en meer de discussie over bodemsanering. De landelijke discussie werpt haar schaduw vooruit en wordt ook voelbaar in de voortgang van de aanpak in de Kempen. De bewoners in Budel-Dorplein voelen zich onzeker over hoe en wanneer de aanstaande saneringen zullen plaatsvinden en zoeken opnieuw de publiciteit.

 

In 1993 kondigt de provincie Noord-Brabant in een brief aan de bewoners aan dat de sanering van hun tuinen tot 1996 wordt opgeschort om de lopende beleidsontwikkelingen en een beoogd advies van de Technische Commissie Bodem (TCB) af te wachten. Voor acute problemen met zinkassen, bijvoorbeeld bij bouwplannen, wordt specifiek voor het fase 1B gebied een interimregeling getroffen waardoor eigenaren op eigen verantwoording kosteloos zinkassen kunnen laten afvoeren. Deze regeling blijft in stand tot het projectbureau ABdK later de uitvoeringstaken overneemt.

 

 

 

Op zoek naar de totale omvang

Hoewel een begin is gemaakt met saneren van tuinen, is het nog volstrekt onduidelijk hoe ver de algehele aanpak van de verontreiniging in de Kempen zal reiken. Zo is bijvoorbeeld de samenhang tussen de grond- en grondwaterverontreiniging nog onderwerp van studie. Naast het belaste gebied rond de zinkfabrieken in Nederland en Vlaanderen zorgt de lokale aanwezigheid van zinkassen op erven en in wegen voor een wisselend verontreinigingsbeeld. Aanvullende studies brengen in 1991 een geografische relatie tussen grondgebruik, zuurgraad en verhoogde concentraties zware metalen in de bovenste laag van het grondwater in beeld.

 

Om een benadering van de (financiële) omvang van het te saneren bodemvolume te verkrijgen, worden in 1992 geostatistische analyses uitgevoerd op de tot dan bekende bodemgegevens. Dit levert een schatting van circa 6.000 te saneren tuinen, waarvan ongeveer 1.500 moestuinen.

 

Parallel aan deze studie wordt voor een locatie in Budel een zo realistisch mogelijke risicobeoordeling uitgevoerd. Deze toont aan dat het eten van groente uit eigen tuin de kans op overschrijding van de TDI (Toelaatbare Dagelijkse Inname) voor cadmium aanzienlijk verhoogt.